Boeken en reizen redigeren
Door Anya Niewierra
Een collega-auteur vertelde laatst in een interview dat zij niet meer echt kan genieten van fictie sinds zij zelf boeken schrijft. Ze begint dan automatisch de tekst die ze leest te redigeren. Ik herken dat. Is een vorm van beroepsdeformatie. Ik heb dat zowel met lezen als met reizen. Ik schrijf namelijk in de weekenden en werk door de week bij Visit Zuid-Limburg (de VVV). Ik houd me dus bezig met het functioneren en promoten van toeristische bestemmingen.
Een fantastisch beroep met één minpuntje: je werkt ook in je vrije tijd. En dan doel ik niet op overwerken tijdens avonden en weekenden, maar op het fenomeen dat je tijdens je reizen bestemmingen ‘redigeert’. Ik observeer hotels, restaurants, binnensteden, attracties, routes, evenementen en vergelijk ze met plekken in Zuid-Limburg. Waar ik ook kom, altijd analyseer ik de toeristische situatie en denk daarover na.
Laatst had ik weer zo’n moment dat ik met mijn toeristisch oog bezig was tijdens een vakantie. We gingen in de late middag wandelen bij de Gorges de la Carança, een spectaculaire bergkloof in de Pyreneeën. Ons laatste bezoek dateerde van oktober 2003. Jaren geleden dus.
Gelijk bij aankomst zag ik al dat zaken waren veranderd. Er was een grote parkeerplaats (parkeren tegen betaling) bij de start van de wandelroute aangelegd met daarbij een blokhut waar snacks en fris werden verkocht. De parkeerplaats was vol (geen goede logistiek) en we moesten wachten tot wandelaars terugkwamen. Gelijk begon ik al te filosoferen hoe ík dat had aangepakt als dit míjn gemeente was geweest. Mijn man zuchtte: ‘Daar gaan we weer…’ Gelukkig reed op dat moment een auto weg en konden we parkeren. De wandeling begon.
Het startpunt van de route was goed te herkennen want er stond een felgekleurde billboard van de gemeente Thués met daarop reclame voor restaurants die ons na de zware klim graag wilden ontvangen.
Dit is net als in de USA,’ riep ik verontwaardigd. ‘Zulke grote borden horen niet thuis in de natuur.’ Vervolgens viel mijn oog op het pad. Dat bleek inmiddels gecementeerd. Ideaal voor dames of heren die met slippers of sneakers de beroemde kloof willen bestormen. Op mij kwam het over alsof ik een stadspark binnenliep. Het avontuurlijke gevoel van destijds was gelijk weg. Er bleken meer moderne faciliteiten op de route aangelegd, zoals ijzeren bruggen op moeilijke passages en staaldraad om je aan vast te houden als je een stuk kloof met diepe afgronden passeert.
De aanpassingen komen de veiligheid zeker ten goede en bieden ook plezier aan minder ervaren wandelaars, waardoor de kloof zich in twintig jaar tijd ontwikkelde tot een grote toeristische trekker. Ik schat dat er die middag met mij toch zeker zo’n 1.000 mensen op dat pad onderweg waren. Sommigen hadden brochures bij zich waarop de route stond afgebeeld. De folders lagen hier en daar ook in de struiken. Net als lege sigarettenpakjes, waterflesjes, etc. Het afvalmanagement moeten ze in Thués dus nog organiseren. Net als toiletten. Urinedampen en besmeurde zakdoekjes markeerden de donkere inhammen.
Enfin, de lokale economie van Thués zal vast wel varen bij dit massale bezoek. Ik gun ze dat ook, want het gebied is arm en wie ben ik om dan te oordelen. Echter, voor mij voelde het toch wel raar om drie uur lang in colonne een wandeling door het hooggebergte te maken. Rustzoekers vallen duidelijk niet meer binnen de doelgroep waar Thués tegenwoordig op mikt…
Toen ik over daarover tegen mijn man begon te klagen, wees hij naar de overkant en zei.
‘Schatje, laat je werk nou eens los en kijk naar dat mooie plaatje!’
Ik knikte, stopte en staarde een tijdje over de kloof naar de bergen. Het weergaloze uitzicht raakte me en ik vergat de toeristische noviteiten. Ik zag alleen nog die eindeloze diepte en dat bijzonder spel van de zon met de rotsen.
‘Misschien werkt het met goede fictie wel net zo?’ dacht ik even later. ‘Dat er een moment komt dat de schoonheid van de woorden je grijpt en je stopt met redigeren.’